Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

in een wip

Толкование Перевод

1 in a jiffy

een-twee, hupsakee

in a jiffy

in een mum van tijd, in een wip

English-Dutch dictionary > in a jiffy
2 jiffy

n. ogenblikje, moment, in een wip; oogopslag

jiffy

[ dzjiffie], jiff [ dzjif] 〈 geen meervoud〉

1 〈 informeel〉 momentje

2 〈 verkorting〉[jiffybag]

♦voorbeelden:

1 I won't be a jiffy • ik kom zo

in a jiffy • in een mum van tijd, in een wip

English-Dutch dictionary > jiffy
3 end

n. eind; slot; beëindiging; dood
--------
v. beëindigen; stoppen; eindigen

end¹

[ end] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 einde ⇒ afsluiting, besluit

2 einde ⇒ uiteinde, eind

3 einde ⇒ verste punt, grens; 〈 ook figuurlijk〉 uiterste

4 kant ⇒ onder/bovenkant, zijde; 〈 ook figuurlijk〉 afdeling, part

5 einde ⇒ vernietiging, dood

6 doel ⇒ bedoeling; 〈 bij uitbreiding〉 (beoogd) resultaat

7 〈Amerikaans-Engels; voetbal〉 end ⇒ eindspeler

♦voorbeelden:

1   come/draw to an end • ten einde lopen, ophouden

     put an end to • een eind maken aan, afschaffen

     〈 spreekwoord〉 everything has an end • aan alles komt een einde

     they are at the end of their resources • hun mogelijkheden zijn uitgeput

     in the end • ten slotte, op het laatst; uiteindelijk

     for weeks on end • weken achtereen

2   end to end • in de lengte

4   that is your end of the business • dat is jouw afdeling

     place on end • rechtop/overeind zetten

6   to no end • tevergeefs

     〈 spreekwoord〉 the end justifies the means • het doel heiligt de middelen

¶ at the end of the day • uiteindelijk, als puntje bij paaltje komt

     the end of the line • laatste fase, kritiek stadium

     〈 informeel〉 see beyond the end of one's nose • verder kijken dan je neus lang is

     be at the end of one's tether • aan het eind van zijn krachten/geduld/mogelijkheden zijn

     〈Brits-Engels; vulgair〉 get one's end away • een wip maken

     keep one's end up • volhouden

     make (both) ends meet • de eindjes aan elkaar knopen

     see an end of/to • een einde zien komen aan

     collide end on • frontaal botsen

     no end • heel erg, in grote mate

     no end of time • zeeën van tijd

     the end • het summum

→ bad bad/, big big/, bitter bitter/, dead dead/, deep deep/, dirty dirty/, east east/, loose loose/, thick thick/, thin thin/, wrong wrong/

————————

end²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 eindigen

2 eindigen ⇒ aflopen

3 zijn einde vinden ⇒ sterven

♦voorbeelden:

1   carving knifes end in a point • vleesmessen eindigen in een punt

2   he'll end up in jail • hij zal nog in de gevangenis terecht komen

     our efforts ended in a total failure • onze pogingen liepen op niets uit

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 beëindigen ⇒ een eind maken aan, ophouden met

2 conclusie/einde vormen van

3 vernietigen ⇒ een eind maken aan

♦voorbeelden:

1   end one's days in a lunatic asylum • zijn laatste dagen in een gekkenhuis slijten

     end off something (with) • iets besluiten (met)

3   end it (all) • er een eind aan maken, zelfmoord plegen

¶ a novel/victory to end all novels/victories • een roman/overwinning die alle andere overbodig maakt/in de schaduw stelt

English-Dutch dictionary > end
4 hop

n. hup, sprong; (internet) hop, plaats van met elkaar aangesloten zijn van computers op het netwerk (via welke bericht verder doorgegeven wordt)
--------
v. springen, huppen

hop¹

[ hop] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 hink(el)sprong(etje) ⇒ huppelsprong(etje)

2 〈 informeel〉 dansje ⇒ dansfeest

3 〈 informeel〉 reisje

4 〈 voornamelijk meervoud〉hop(plant/bel)

♦voorbeelden:

1   〈 Amerikaans-Engels〉 it's just a hop, skip, and (a) jump away • je bent er in een wip

¶ 〈 informeel〉 catch someone on the hop • iemand verrassen/overrompelen; bij iemand binnenvallen

     〈 informeel〉 keep someone on the hop • iemand geen rust gunnen

     〈 informeel〉 on the hop • druk in de weer

————————

hop²

〈 hopped〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 hinkelen ⇒ huppen, wippen

♦voorbeelden:

1   〈 informeel〉 hop in/out • in/uitstappen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 overheen springen/wippen/huppen

2 〈 informeel〉springen in/op 〈 een bus, trein〉

♦voorbeelden:

¶ 〈Brits-Engels; slang〉 hop it! • smeer 'em!, donder op!

English-Dutch dictionary > hop
5 in a trice

in een ommezien

in a trice

in een wip

English-Dutch dictionary > in a trice
6 tick

n. tik, tikkend geluid; krediet; kleine parasitische bloedzuigende spin die soms de drager kan zijn van besmettelijke ziekten; licht matrasovertrek van matras of kussen; teken dat aangeeft dat iets genoteerd of gedaan is
--------
v. tikken; merken

tick¹

[ tik] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 teek ⇒ 〈Brits-Engels; informeel; figuurlijk〉 lastpost

2 (ge)tik 〈 in het bijzonder van klok〉

3 〈Brits-Engels; informeel〉 momentje ⇒ ogenblikje

4 vink(je) ⇒ (merk)teken(tje) 〈 bij controle van lijst〉

5 (bedden)tijk ⇒ overtrek

6 〈 informeel〉 tijk 〈 stof〉

7 〈Brits-Engels; informeel〉 krediet ⇒ pof

♦voorbeelden:

3   in a tick • in een wip

7   on tick • op de pof

————————

tick²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 tikken

♦voorbeelden:

1   tick away/by • tikken; voorbijgaan 〈 van tijd〉

¶ what makes someone/something tick • wat het geheim is van iemand/iets, wat iemand drijft/wat het in beweging houdt

     tick over • stationair draaien 〈 van motor〉; 〈 informeel〉 zijn gangetje gaan

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 aanstrepen 〈 op lijst〉

♦voorbeelden:

1   tick off • afvinken, aankruisen 〈 op lijst〉

¶ 〈 informeel〉 tick off • een uitbrander geven

English-Dutch dictionary > tick
7 get one's end away

get one's end away

een wip maken

English-Dutch dictionary > get one's end away
8 in a tick

in a tick

in een wip

English-Dutch dictionary > in a tick
9 trice

v. het vastzetten van schipzeil (trijsen, ophijsen)

trice¹

[ trajs] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 ogenblik ⇒ moment

♦voorbeelden:

1 in a trice • in een wip

————————

trice², trice up

〈 werkwoord〉〈 scheepvaart〉

1 ophalen (en sjorren) ⇒ (op)hijsen (en vastsjorren)

English-Dutch dictionary > trice
10 lay

adj. gewoon; amateur; ondeskundig; niet priesterlijk; wereldlijk
--------
n. lied, vers, ballade
--------
n. toestand; leg (v. kip); stand van zaken; wip, nummertje; plechtig lied, zang; iem. die bed deelt
--------
v. neerleggen; leggen; dekken; voorleggen (voor mij); opleggen; plaatsen; veroorzaken; klaarmaken; wedden; wonen

lay¹

[ lee] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 ligging ⇒ positie

2 〈 formeel〉 lied ⇒ ballade

3 〈 slang〉 vrouw als seksueel object

4 〈 slang〉 wip ⇒ nummertje

♦voorbeelden:

1   〈 Amerikaans-Engels〉 the lay of the land • de natuurlijke ligging van het gebied/stuk grond; 〈 figuurlijk ook〉 de stand van zaken

→ easy easy/

————————

lay²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 〈 religie〉 leken- ⇒ niet-priesterlijk, wereldlijk

2 leken- ⇒ amateur-, ondeskundig

♦voorbeelden:

1   lay brother • lekenbroeder

     lay preacher • lekenpriester

     lay sister • lekenzuster

2   lay opinion • lekenmening

————————

lay³

〈 laid, laid [ leed]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 wedden

2 〈 volkstaal voor lie〉 leggen

♦voorbeelden:

¶ 〈 slang〉 lay low • zich gedeisd houden

     〈 informeel〉 lay into • ervan langs geven 〈 ook figuurlijk〉

→ lay about lay about/, lay off lay off/, lay over lay over/, lay to lay to/

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 leggen 〈 eieren〉

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 leggen ⇒ neerleggen/vleien

2 〈 benaming voor〉 installeren ⇒ leggen; plaatsen; zetten; dekken 〈 tafel〉

3 〈 benaming voor〉 in een bepaalde toestand brengen ⇒ leggen; zetten; brengen

4 verdrijven ⇒ doen bedaren/verdwijnen

5 beleggen ⇒ bekleden, be/overdekken (met)

6 riskeren ⇒ op het spel zetten; 〈 in het bijzonder〉 (ver)wedden

7 naar voren brengen ⇒ uiten, in/uitbrengen

8 〈+(up)on〉 opleggen 〈 belasting, boete〉 ⇒ belasten met 〈verantwoordelijkheid e.d.〉

9 〈 slang〉 naaien ⇒ een beurt geven

♦voorbeelden:

1   lay carpet • vloerbedekking leggen

2   the scene of the story is laid in … • het verhaal speelt zich af in …

     lay a snare/trap • een strik/val zetten

3   lay in ashes • in de as leggen

     lay bare • blootleggen; 〈 figuurlijk〉 aan het licht brengen

     lay flat • tegen de grond slaan

     lay low • tegen de grond werken; (vernietigend) verslaan; 〈 figuurlijk〉 vellen 〈 bijvoorbeeld van ziekte〉

     lay waste • verwoesten

4   lay someone's doubts • iemands twijfel(s) wegnemen/sussen

6   lay a wager • een weddenschap aangaan/afsluiten

8   lay a penalty (up)on someone • iemand een boete/straf opleggen

¶ lay in • inslaan; opslaan

→ lay aside lay aside/, lay by lay by/, lay down lay down/, lay off lay off/, lay on lay on/, lay open lay open/, lay out lay out/, lay up lay up/

————————

lay⁴

〈 verleden tijd〉

→ lie lie/

English-Dutch dictionary > lay
11 prize

adj. gewaardeerd; bekroond; beloning waard zijnde
--------
n. prijs; bekroning
--------
v. kronen; waarderen

prize¹

[ prajz] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 vaak attributief〉 prijs ⇒ beloning

2 〈 geschiedenis〉 prijs(schip) ⇒ (oorlogs)buit

3 meevaller ⇒ buitenkansje

♦voorbeelden:

1   the prizes of life • dat wat het leven de moeite waard maakt

2   make prize of • buitmaken

————————

prize²

〈 werkwoord〉

1 waarderen ⇒ op prijs stellen

2 naar waarde schatten

3 lichten 〈 met een werktuig〉

♦voorbeelden:

3   prize off the lid • wip het deksel eraf

     prize a crate open • een krat openbreken

→ prize out prize out/

English-Dutch dictionary > prize
12 screw

n. schroef; aanschroeven; druk; vrek; knol; salaris; gevangenis
--------
v. aanschroeven, vastschroeven; de duimschroeven aanzetten; neuken, naaien (slang)

screw¹

[ skroe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 schroef

2 propeller ⇒ scheepsschroef

3 draai van een schroef

4 〈Brits-Engels; informeel〉 vrek

5 〈Brits-Engels; slang〉 loon ⇒ salaris

6 〈 slang〉 cipier

7 〈 slang〉 neukpartij ⇒ wip

♦voorbeelden:

1   put the screw(s) on/to someone • iemand de duimschroeven aandraaien

¶ there's a screw loose • daar klopt iets niet

→ loose loose/

————————

screw²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zich spiraalsgewijs bewegen

2 schrapen ⇒ zuinig aan doen

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉〈 slang〉

1 neuken

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 schroeven ⇒ aandraaien

2 verfrommelen

3 〈 informeel〉 afzetten

4 〈 slang〉 belazeren

♦voorbeelden:

1   I could screw his neck • ik zou hem zijn nek wel kunnen omdraaien

     screw down • vastschroeven

     screw on • vastschroeven

¶ 〈 slang〉 screw you! • val dood!

→ screw out of screw out of/, screw up screw up/

English-Dutch dictionary > screw
13 whip

n. zweep; zweepslag; striem; slagroom; schuim, eierschuim; verkiezings oproep; het verzamelen van jachthonden; molenwiek, rijs, twijg
--------
v. met de zweep slaan; slaan; doen schuimen; klappen krijgen; snelle beweging; verzamelen; verlies lijden; vissen; binden

whip¹

[ wip] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 zweep ⇒ karwats, gesel

2 〈 politiek〉 whip ⇒ fractielid dat zijn medeleden informeert en tot opkomst maant

3 〈Brits-Engels; politiek〉 oproep tot aanwezigheid

4 dessert van stijf geklopte room of eiwit ⇒ mousse

♦voorbeelden:

3   a three-line whip • een dringende 〈 driemaal onderstreepte〉 oproep

→ fair fair/

————————

whip²

〈 whipped〉

I 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 snel bewegen/doen ⇒ snellen, schieten

♦voorbeelden:

1   she whipped off her coat • zij gooide haar jas uit

     whip up • snel oppakken; snel in elkaar draaien/flansen

     he whipped round the corner • hij schoot de hoek om

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 overhands naaien

2 zwepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ (met de zweep) slaan, ranselen

3 afvissen

4 kloppen 〈slagroom enz.〉 ⇒ stijf slaan

5 doen tollen 〈 zweeptol〉

6 〈 slang〉 verslaan ⇒ kloppen, in de pan hakken

♦voorbeelden:

2   the rain whipped the windows • de regen striemde tegen de ramen

     he whipped up his audience • hij zweepte zijn toehoorders op

4   whipped cream • slagroom

English-Dutch dictionary > whip

См. также в других словарях:

Weib — (s. ⇨ Frau). 1. A jüng Weib is wie a schön Vögele, was män muss halten in Steigele (Vogelbauer). (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. A schämedig (schamhaftes) Weib is güt zü schlugen. (Warschau.) – Blass, 11. Weil es, um keinen Scandal zu machen, den… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Zunge — 1. An der Zunge des Bewerbes hüpft der Name des Geliebten. 2. An der Zunge erkennt man den Kopf (Menschen). 3. Auf der Zunge Honig, unter der Zunge Essig. 4. Auf eine wunde Zunge muss man keinen Pfeffer streuen. 5. Beherzte Zunge, blödes Herz.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Liebe — 1. Ade, Lieb , ich kann nicht weine, verlier ich dich, ich weiss noch eine. Auch in der Form: Adieu Lieb, ich kan nit weinen, wilt du nit, ich weiss schon einen. (Chaos, 60.) »Wenn dir dein Liebchen untreu war, musst du dich nur nicht gleich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Frau — 1. Alle Frauen sind Eva s Tochter. Dän.: Alle mandfolk ere Adams sönner og quindfolk Evæ døttre. (Prov. dan., 6.) 2. Alle Frauen sind gut. Die Engländer fügen boshaft hinzu: zu etwas oder nichts. (Reinsberg I, 59.) 3. Alte Frau – Liebe lau. In… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wein — 1. Abgelegener Wein macht ungelegene Köpfe. 2. Allezeit Wein oder Wasser trinken ist nicht lustig. – Froschm., BVI. 3. Allkant Wein ist mein Latein, wirfft den Bawren vber die Zäun vnd stosst die Burger an die Schienbein. – Fischart, Gesch., in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Junge (der Knabe) — 1. A muar Jongen, a muar Lok. (Amrum.) – Haupt, VIII, 369, 307. Je mehr Jungen (hier in dem Sinne von Kindern), je mehr Glück. 2. Aus einem Jungen, der nicht über den Zaun klettert (sondern durchkriecht), wird nicht viel. – W. Harnisch, Felix… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mass — 1. All mit Mâte, see de Kêrel, dô slôg he sîn Wîw mit n Ellstock dör. (Ostfries.) – Frommann, II, 388, 19; Bueren, 23; Hauskalender, II; Hagen, 101, 4; Hoefer, 601; für Münster: Frommann, VI, 424, 1; für Brandenburg: Schlingmann, 822; für… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Frizzle Sizzle — were a Dutch teenage girl group of the 1980s. The four members of the group were Karin Vlasblom (born August 10, 1967), Laura Vlasblom (born October 8, 1968), Mandy Huydts (born April 9, 1969) and Marjon Keller (born June 1, 1970). Contents 1… … Wikipedia
SH3BP1 — SH3 domain binding protein 1, also known as SH3BP1, is a human gene.cite web | title = Entrez Gene: SH3BP1 SH3 domain binding protein 1| url = http://www.ncbi.nlm.nih.gov/sites/entrez?Db=gene Cmd=ShowDetailView TermToSearch=23616| accessdate = ]… … Wikipedia
Liste de sigles de trois lettres — Sigles d’une seule lettre Sigles de deux lettres Sigles de trois lettres Sigles de quatre lettres Sigles de cinq lettres Sigles de six lettres Sigles de sept lettres Sigles de huit lettres Cette page liste des sigles de trois lettres. Vous pouvez … Wikipédia en Français

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

in een wip

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

in een wip

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: